Gisteren mocht ik een rondleiding geven door Paushuize voor de vrienden van het Utrechtse Toonkunstkoor. Het programma had een negentiende-eeuws tintje: later op de middag zou een concert volgen van César Franck (1822-1890) in de Willibrordkerk (1875-1891), en tussendoor was er een lunch, geinspireerd op de menu’s van de Parijse bistro’s uit die tijd.
Het was niet moeilijk om een brug te slaan tussen Paushuize en het negentiende-eeuwse programma van die dag. Paushuize heeft, hoewel het van buiten nog grotendeels het zestiende-eeuwse gebouw is dat door paus Adriaan werd neergezet, een duidelijk negentiende-eeuws stempel gekregen. De balzaal (oorspronkelijk de vergaderzaal van de Provinciale Staten) is in 1830 aangebouwd door Christiaan Kramm en tussen 1888 en 1890 gedecoreerd onder leiding van Jacobus van Lokhorst. Van Lokhorst was Rijksbouwkundige en zag bij zijn iets oudere collega Pierre Cuypers de rijkbeschilderde interieurs van zijn kerken en het Rijksmuseum tot stand komen. Voor Paushuize koos Van Lokhorst voor een verrassende insteek: niet neogotisch of neoclassicistisch, zoals de interieurs van Cuypers, maar neo-pompeiiaans, geinspireerd op de muurschilderingen die in Pompeii werden aangetroffen. Deze keuze is uniek in Nederland: nergens anders bevindt zich een muurschildering in een dergelijke stijl.
In dezelfde tijd werd, een paar honderd meter verderop, gewerkt aan een ander groot decoratieprogramma. Het interieur van de Willibrordkerk werd ontworpen door leden van het Sint Bernulphusgilde, een Utrechtse vereniging van priesters en kunstenaars die rooms-katholieke kerken wilden inrichten in neogotische stijl. Specifiek propageerden zij een stijl die teruggreep op de lokale Nederrijnse gotiek. Met gebundelde krachten is in de Willibrordkerk een indrukwekkend Gesamtkunstwerk tot stand gekomen met houstnijwerk, gebrandschilderde ramen, smeedwerk en muurschilderingen.
De behoorlijk aanwezige schilderingen in neostijlen, vol gesjabloneerde vormen met uitgesproken kleuren, raakten in de twintigste eeuw uit de gratie. Het Rijksmuseum werd geheel gewit, de balzaal van Paushuize werd overgeschilderd in bescheiden pasteltinten en de Willibrordkerk kwam in ernstige staat van verval terecht. Het had niet veel gescheeld of we hadden nooit meer iets van deze bijzondere interieurs met eigen ogen kunnen aanschouwen. Toch zijn uiteindelijk alledrie de gebouwen in de afgelopen jaren gerestaureerd. Latere verflagen werden voorzichtig afgekrabt en zowel het Rijksmuseum als Paushuize kregen de oorspronkelijke beschildering terug. De schilderingen van de Willibrordkerk waren ernstig beschadigd, maar zijn behoedzaam teruggerestaureerd. We kunnen er nu weer doorheen wandelen en onze ogen uitkijken. Zo’n middag met rondleiding, lunch en concert maakt daarom extra duidelijk: de waardering voor de smaak van de negentiende eeuw is teruggekeerd.

